Skip to content

Mijn theorie van het bierviltje

  • Esther

Preventie is al zo lang als  ik werk een ondergeschoven kindje in de jeugdhulp en –jeugdzorg. Onvoorstelbaar jammer want preventie kan namelijk problemen voorkomen, verminderen of in ieder geval zorgen dat ze niet erger worden. Het bespaart tijd, energie en vooral leed. Preventie is vele malen goedkoper voor de samenleving, dat kan iedereen op een bierviltje uitrekenen. Daar heb je echt geen hogere wiskunde voor nodig!

Toch is het ongelooflijk lastig om preventie gefinancierd te krijgen. “Want”, zeggen de tegenstanders of twijfelaars, “preventie kan ook juist leiden tot het opsporen van problemen die er nog niet zijn of in ieder geval niet zichtbaar zijn. En dan kost het de samenleving alleen maar meer geld”. Ook is preventie moeilijk hard te maken, te bewijzen dat het helpt. Beide argumenten kloppen, alleen ben ik er van overtuigd dat de nadelen van het financieren van preventie veruit ondergeschikt zijn aan de voordelen.

Een jeugdgroep kost de samenleving bijvoorbeeld ca. 1,9 miljoen voor een periode van 5 jaar en ca. 1,5 miljoen voor iets minder “zware criminelen”. Een gesloten jeugdzorgplaatsing kost ca. € 130.000,00 per jaar. Van de jongeren die voor hun 18e verjaardag in de gevangenis hebben gezeten, keert circa 70% weer terug in de criminaliteit. Natuurlijk betekent het niet dat er geen recidive meer is als we goede preventieve activiteiten inzetten, en ook zullen er dan nog steeds jongeren in de gesloten jeugdzorg opgenomen moeten worden.

Maar we kunnen wel een deel van de jongeren helpen om te zorgen dat hun rugzak niet nog voller wordt met faalervaringen, ellende, afwijzing en pijn. Of ervoor zorgen dat ze thuis kunnen blijven wonen, of weer snel naar huis kunnen terugkeren. Of een jongere terug op het “juiste spoor” brengen voordat hij of de criminaliteit of gesloten jeugdzorg in gaat.

Al tijdens mijn 1e baan als coördinator van VTO-teams en –samenwerkingsverbanden (Vroegtijdige Onderkenning van ontwikkelingsstoornissen bij jonge kinderen) werd duidelijk dat preventie volgens de overheid niet voldoende loonde toen dezelfde overheid in 1995 in één klap de subsidie van alle VTO-teams en –samenwerkingsverbanden in Nederland stopzette omdat er bezuinigd moest worden in ons land. Een bezuiniging van (toen nog) 3 miljoen guldens, exact het bedrag dat er jaarlijks uitgegeven werd voor het onderhoud van de koninklijke trein! En die schamele 3 miljoen gulden zorgden er toentertijd voor dat er in het hele land een sluitend netwerk was waar kinderen besproken konden worden door een multidisciplinair team deskundigen waarvan men niet wist wat er met ze aan de hand was of waar men ze heen kon verwijzen, of waarvan ouders van het kastje van de muur gestuurd werden. Alle deskundigen in de VTO-teams werden om niet uitgeleend door hun instellingen en organisaties en alle partijen die te maken hadden met jonge kinderen (onderwijs, thuiszorg, kinderopvang, ouderorganisaties, ziekenhuis, maatschappelijk werk, RIAGG etc) waren bij de VTO-samenwerkingsverbanden betrokken. Alleen de coördinatoren en ondersteuning werden vanuit de 3 miljoen betaald en ik vind het tot op de dag van vandaag zonde dat ze opgeheven zijn. Maar ja, preventie leek niet (genoeg) te lonen op dat moment en de resultaten waren niet zichtbaar en hard genoeg blijkbaar. Dat later weer overal in het land van dezelfde overheid Centra voor Jeugd en Gezin moesten worden opgericht toont het ad-hoc beleid van de overheid, maar dat terzijde.

Nu >20 jaar na het opheffen van de VTO-teams zie ik nog steeds dat preventie ongelooflijk moeilijk te financieren is. Enerzijds heb ik daar begrip voor: als oud-wethouder heb ik ervaren hoe ingewikkeld het is om in een tijdsbestek van 4 jaar tot de volgende verkiezingen ook maar iets te realiseren. Want de “waan van dag” is snel leidend, je mag en kunt niet “over je graf regeren”, je moet snel scoren omdat de periode dat je bent aangesteld eigenlijk één continue campagne is geworden en de volgende verkiezingen razendsnel dichtbij komen. Je moet je (terecht) verantwoorden naar de gemeenteraad en de samenleving, en daar wordt nu eenmaal meer waarde gehecht aan “evidence based”, harde resultaten, rendement, geen verspilling van overheidsgeld en een sterke risico-regelreflex.

Maar van de andere kant zie ik hoe goed preventieve projecten kunnen werken, hoeveel kinderen en jongeren én hun ouders daarbij gebaat zijn. Hoe belangrijk het is om ook innovatie de kans te geven, andersoortige aanpak bijvoorbeeld van “thuiszitters” of jongeren met een detentieverleden. Innovatie die vaak ook leidt tot preventie. Dat er goede resultaten mee bereikt kunnen worden, en soms ook niet. Maar als we  het nooit kunnen uitproberen, weten we ook nooit of het helpt. Als we blijven doen wat we al deden, krijgen we wat we al hadden toch? Dan weten we niet of nieuwe en/of preventieve projecten zinvol zijn, en helpen. En dat we niet altijd kunnen aantonen dat het echt helpt, hoeft toch niet te betekenen dat we het dan maar niet moeten doen?

Ik spreek de hoop uit dat de landelijke en lokale overheid meer oog gaat krijgen voor preventie: kweek “potjes” waaruit preventieve- en/of innovatieve projecten gefinancierd kunnen worden. Geef het werkveld de kans om te kijken wat beter/sneller werkt, geef experimenteerruimte. Elk kind en elke jongere die we daarmee kunnen effectiever kunnen helpen verdient dat, en is het meer dan waard!

Geplaatst: 30 Mei 2017

Esther

Telefonisch contact

Stuur mij een e-mail

Volg mij op Social Media

Telefonisch contact

Stuur mij een e-mail

Volg mij op Social Media